"Aj és opgestouken": hij is opgestoken = hij is heimelijk weggevlucht. "Opsteken" heeft in 't Gooiks nogal wat betekenissen.
"De beik opsteiken": de beek afdammen. "Ge muigt em niê opsteiken": je mag hem niet influisteren. " 't Stékt op": het steekt op (de lucht betrekt en de wind wakkert aan: het gaat onweren). "Ge moetj a dékoroeëse opsteiken": je moet je decoratie opspelden. "E késken opsteiken": een zetpil toedienen. "A oeër opsteiken": met spelden je haar omhoog houden. "Leguumen opsteiken": groenten inmaken.