Algemeen Nederlands
Het Schaliënhof staat in Gooik op de hoek van de Kroonstraat en de Gotestraat. De Molenbeek en de watermolen van Terhagen zijn vlakbij. Deze vierkantshoeve – vandaag Kroonstraat 13 - werd gebouwd in de jaren 1700 en de benaming verwijst naar de ""schaliën"", dat zijn de leien, op het dak van het woonhuis. Op kerken en kastelen was de dakbedekking vaak in leien, bij hoeven was dat ongewoon in onze streek. En vandaar de naam. Een scherf van zo'n gebroken lei op zak was een goed gerief om op het veld de aangedroogde aarde weg te krabben van je ""skalmer"" (schoffel) bij het schoffelen van de bieten...
Op het einde van het jaar 1918 woonden daar drie mensen samen op de boerderij: Joseph Van Eeckhoudt, 23 jaar (° 31-8-95), zijn zuster Catharina Van Eeckhoudt, 21 jaar (° 3-2-1897) en hun neef, ook Joseph Van Eeckhoudt, ongeveer 20 jaar. Hij stond niet ingeschreven op dit adres, misschien verbleef hij hier maar tijdelijk...
Enkele honderden meters achter het Schaliënhof ligt ook vandaag nog de provinciegrens. Die was tijdens de eerste wereldoorlog ook een militaire grens. Je mocht niet zomaar naar de andere kant. Tenzij je met een landbouwalaam op de schouder deed of je van of naar het veld ging. Dan mocht je passeren...
December 1918. Vlak na de wapenstilstand van de elfde november. 't Was een onveilige tijd, zonder veel wet of orde. Op vele plaatsen heerste gebrek, zeker in de steden. Op 22 april van 't jaar voordien werden in het molenhuis van de windmolen van O.-L.-Vr.-Lombeek, op goed twee kilometer noordelijk van het Schaliënhof, bij een overval twee mensen vermoord.
In de nacht van 26 op 27 december 1918 was het erg slecht weer met veel wind en regen. Echt dievenweer, zeiden de mensen. En die nacht zakten veertien (zegt het verhaal) mannen uit Liedekerke en Lombeek (""Loemek"")af naar het Schaliënhof.met kwade bedoelingen. Maar ""Loemek"", dat kon zowel O.-L.-Vr.-Lombeek, St.-Katharina-Lombeek als ""Eskere Loemek"" (Essene) als zelfs Borchtlombeek zijn. Andere bronnen spreken over daders uit Ninove en zelfs uit Anderlecht. En die laatsten zouden met de tram naar Gooik zijn afgezakt. Maar reed eind 1918 wel een tram tussen Brussel en Leerbeek? Waren de sporen niet opgebroken?
't Was rond middernacht. De drie bewoners, Joseph, Catharina en neef Joseph sliepen. Boven de paardenstal hadden de twee knechten op de hooischelf hun slaapruimte. Hoe zij heetten, zegt het verhaal niet. Nochtans speelden zij een belangrijke rol in wat ging volgen.
De veertien schurken kwamen langs de Gotestraat en slopen door de boomgaard achter het huis naar de achterkant van het woonhuis. Ze forceerden de achterdeur met groot geweld en voor iemand wat kon doen overvielen ze eerst Joseph en daarna Catharina in bed. Joseph, de jonge neef, die boven sliep, wist zich net bijtijds te verstoppen. De bandieten bonden eerst Joseph vast op z'n bed. Daarna deden ze hetzelfde met Catharina. Na een tijdje jammerde zij dat ze kou had. Een van de dieven lachte haar uit en zei: ""Ik zal u dekken met de kleerkast!""
Dan begonnen die kerels alle kasten leeg te halen. Ze knoopten de vier hoeken van lakens aaneen om er grote zakken van te maken. Al wat iets van waarde had en niet te zwaar was, staken ze daarin. De gevulde zakken hingen ze aan de deurknoppen, gereed om mee te pakken. Enkele kornuiten doorzochten de kelder en deden er zich tegoed aan het bier en de wijn die ze daar vonden.
Wat de inbrekers blijkbaar niet wisten, was dat er op de hoeve nog andere mensen verbleven dan de twee die ze hadden gekneveld. Neef Joseph hield zich doodstil op de zolder. Maar de twee knechten, die boven de paardenstal sliepen, waren al snel wakker geworden door het kabaal dat de dieven maakten toen ze de achterdeur inbeukten met bruut geweld. De twee hadden meteen door wat er gaande was. Van in hun slaapplaats lieten ze zich zakken naar een lager deel van de hooischelf. Daar was een opening in de zijgevel langs de kant van de Linieberg. In de duisternis ontsnapten ze uit de hoeve en liepen door de wei naar de buren om hulp. Enkele mannen kwamen mee. Eén had zijn geweer bij. Niet zo vanzelfsprekend zo vlak na oorlogstijd waarin wapenbezit voor burgers streng verboden was. Samen spoedden ze zich behoedzaam naar de boerderij terug. Maar toen ze vlakbij de poort door een gat in de haag kropen, haperde de trekker van het geweer aan een takje. Er weerklonk een luide knal. De dieven die samen in de kelder zaten, schrokken op. Ze stormden naar boven, lieten de lakens met de buit achter en vluchtten naar buiten. Langs alle kanten verdwenen ze in de nacht. Het verhaal zegt niet of de boeven gewapend waren. De buren aan de poort met hun geweer riepen: ""Ben jij het , Joseph?"" want ze waren bang van de boer te raken.
De man met het geweer loste nu een schot om de overvallers te verjagen, zo zonder mikken in de duisternis. En per toeval trof hij zo een van de dieven. Het was Blink. Dat was de naam waarmee de bendeleden hem noemden. Want tijdens de overval spraken ze mekaar met valse namen aan, kwestie van zich niet te verraden... Andere bronnen beweren dat hij Blink heette, omdat hij zijn gezicht had zwart gemaakt met schoensmeer, wat in Gooik ""blink"" heet.
Als kind hoorde ik vaak de uitdrukking ""Moeë, ménneken toch, ge zèèt zuuë zwét as blink!"" (Maar, mannetje toch, je bent zo zwart als Blink!) als we na het spelen met vuile vegen en modderspatten thuiskwamen.
Blink werd tijdens de overval op het Schaliënhof neergeschoten. Waarschijnlijk per ongeluk. Hij lag daar achter de schuur in het gras. Hij droeg een zwarte pardessus die hij binnen gestolen had. Zijn zakken puilden uit van de zilveren lepels en messen. En in zijn binnenzak stak zowaar een fles champagne!
De andere gangsters waren dus langs alle kanten weggestoven. En het is niet duidelijk of ze ooit opgespoord werden, zo meteen na de oorlog...
't Was nu halftwee in de nacht. Of de politie er werd bijgehaald, vertelt het verhaal niet. Van telefoneren was geen sprake en alles gebeurde te voet.
In elk geval werd het lijk 's anderendaags op een kar gelegd en naar Gooik gevoerd. (Volgens andere versies gebeurde dat per kruiwagen). Voor het gemeentehuis en de jongensschool in de Koekoekstraat stonden in die tijd wat bijgebouwen. Eén ervan heette het ""spruitkot"". Waarschijnlijk omdat daar ook de gemeentelijke brandweerkar stond. Later heeft de gemeentelijke lijkwagen daar nog een tijd gestaan. Dat ""spruitkot"" deed toen ook dienst als lijkenhuisje. Daar werd Blink neergelegd in afwachting van de begrafenis. En intussen was bekendgeraakt dat Blink eigenlijk Edmondus Jacobs heette, tweeëndertig jaar was, zonder gekend beroep, afkomstig van Borchtlombeek en getrouwd met Marcelina VanKalck met wie hij in Anderlecht in de Aumalestraat woonde. Dat en nog andere gegevens staan te lezen in de akte van overlijden nummer 4 van het jaar 1919 opgesteld de elfde januari, dus ruim twee weken na de feiten...
Die begrafenis had plaats op een namiddag in de week Misdadigers kwamen toen de kerk niet in. Ze werden begraven zonder dienst en in ongewijde grond op het kerkhof. Zo ging dat toen. In 1985 vertelde Georges Walravens mij daarover. Georges werd geboren in Gooik op 16-9-1910 in de Dorpsstraat 22, dat is de Nieuwe Kam. Hij zei: ""Ik zat hier toen op school in het vierde leerjaar. Ik was een jaar of acht. Wij, jongens, hadden het voorval op het Schaliënhof horen vertellen. Dat was toen hét nieuws. 't Was in de eerste dagen van 1919. Op een namiddag was de school uit. Net op dat moment vertrok aan het ""spruitkot"" een vreemde stoet. Twee mannen droegen een lijkkist. Daarachter liepen alleen maar een vrouw en een kind, de vrouw van Blink en zijn dochter. Wij, sloebers, liepen er achter aan. En we marcheerden en scandeerden links-rechts-links-rechts zoals we dat de soldaten hadden zien doen. Zo stapten we de Plaatsberg op. Er stond langs de straat heel wat volk te kijken naar deze vreemde optocht. Ik herinner mij dat er Engelse soldaten langs de weg toekeken. En één van hen maakte zelfs foto's van deze ongewone begrafenisceremonie. De kist werd neergezet en in de grond gestopt links voor de kerk, ongeveer op de plek waar het H. Hartbeeld nu staat. Je moet weten dat het kerkhof toen deels voor de kerk lag. Dat deel werd rond de tweede wereldoorlog verlaten. Er kwamen trappen en een betonnen plein voor de kerk. Daar in die hoek werden zelfmoordenaars en misdadigers zoals Blink begraven...""
Jaren later werd het verhaal van de overval op het Schaliënhof vaak verteld. Maar nooit het hele verhaal. Wel flarden en verschillende versies. En als wij daar passeerden aan die verloren hoek voor de kerk, dan zeiden we: ""Kijk, daar aan-of-omtrent ligt Blink begraven, ge weet wel...""
Wat vast staat:
In de nacht van 26 op 27 december 1918 overviel een roversbende het Schaliënhof. Ze kneveldeen twee bewoners. Een derde kon zich verbergen. Twee hoeveknechten konden ontkomen. Ze alarmeerden de buren. Die verjoegen de dieven. Daarbij doodden ze al of niet toevallig één van de daders. Hij werd naar het lijkenhuisje gevoerd in de Koekoekstraat. Veertien dagen later werd hij op een namiddag in een verloren hoek van het kerkhof begraven. Zonder lijkdienst. De schooljongens liepen als soldaten in't gelid achter de lijkstoet aan.
Eigenaardig is dat in de akte van overlijden de aangevers van het overlijden de twee veldwachters zijn: Isidorus Kestens, veldwachter, en Edmond Van Cutsem, hulpveldwachter, Zij noemen zich ""kennis"" van het slachtoffer. Misschien is dit maar een formaliteit. Ze verklaren dat Jacobs overleden is om ""een en een half uur 's nachts, ten gehuchte Kroonstraat, in deze gemeente"".
Wat met de versies?
-de daders waren afkomstig uit Ninove? Liedekerke? Lombeek?
-het lijk werd met paard en kar, met de kruiwagen naar het lijkenhuisje gevoerd?
-Blink was een dievennaam? Hij kreeg die naam omdat hij zijn gezicht met zwarte schoensmeer (in 't Gooiks: blink) had ingesmeerd?
Vragen die onbeantwoord bleven totnogtoe:
-Het Schaliënhof was/is een gesloten vierkantshoeve. Hoe zijn ze binnengeraakt? Was overdag iemand binnengeglipt en heeft hij 's nachts de poort geopend? Was er een achterdeur aan het woonhuis?
-Bestaat hierover een gerechtelijk dossier? Waar is het? Kan het geraadpleegd worden?
Voor het relaas van de feiten steunde ik op
-getuigenissen uit mijn jeugd: de verhalen die ik thuis en in mijn buurt hoorde vertellen over Blink
-getuigenissen van Paul (1930), Agnes (1933) en Urbain (1938) Jamaels over wat ze thuis van hun ouders en in hun familie hoorden vertellen. Hun ouders, dat waren Julianus Jamaels (°1893) en Irma Van Eeckhoudt (°24-7-1900).
-de opzoekingen op de Gooikse burgerlijke stand door Dirk Depester en zijn medewerkers.
Besluit:
Het bestaan van verschillende versies over de ware toedracht van de overval, over de feiten, toont aan dat dat je met mondelinge geschiedenis omzichtig moet omspringen. Het Schaliënhof ligt in het uiterste westen van Gooik op 3 á 4 km van de dorpskern. In een tijd zonder veel communicatiemiddelen (1918), waarin alle nieuws mondeling wordt doorverteld, is het logisch dat de opeenvolgende vertellers dingen vergeten, zaken verkeerd interpreteren, feiten toevoegen, veronderstellingen als feiten vertellen. Daardoor ontstaan die versies. Het menselijk geheugen is niet altijd betrouwbaar. Door opzoekingen kunnen we feiten van verzinsels scheiden.