"'k ém de zooj": ik heb de zooi = ik heb het maagzuur. "Zooi" stemt overeen met het Middelnederlandse "sode" (oprisping). Het is een afleiding van zieden (koken). Vermoedelijk is het een produkt van de oude vochtenleer, volgens welke er bij ziekten koude of kwade vochten in het betrokken lichaamsdeel zonken. (Weynen)