"Op d' Â te Késter was ieërtasj veil boskozje": op de Heide te Kester was eertijds veel bosschage = de Kesterheide was vroeger veel meer bebost. Het woord "bos" komt voor in nogal wat Gooikse plaatsnamen: Bosstroeët, Opperstenbos, Ellebos, Nuuënbos, Nèègenbos, Lérrebeikbos, Bèùlenbos, Lammerienkbos, Bérgenbos, Kastonjenbos, Op den bos… Een klein bos heet " 'n bosken" of " 'n bosselken".