Algemeen Nederlands
Het is geweten dat er in de duistere middeleeuwen heel wat gebeurd is waarvan de gevolgen vandaag nog te zien zijn. Om maar een heel simpel voorbeeld te geven: hoe komt het dat Sinte Metten Sinte Metten is en niet Sint-Kwintens, en Sint-Kwintens Sint-Kwintens is en niet Sinte Mettes.
Ik zou met de beste wil van de wereld niet kunnen zeggen wanneer het precies gebeurd is, maar iemand die heel goed op de hoogte is van dat soort zaken heeft met grote stelligeheid verklaard dat het zo is gebeurd...
Vele honderden jaren geleden was er één Lennik. Iedereen leefde er peisvol naast mekaar, bebouwde het land en gaf zijn tienden aan de heren van Gaasbeek. Tot men besliste om een kerk te bouwen. De meesten waren van oordeel dat ze langs de linkerkant van de Molenbeek moest komen, een aanzienlijke minderheid verkoos de rechteroever. De notulen van de beraadslagingen hieromtrent zijn spijtig genoeg nog niet teruggevonden. Feit is dat er twee kerken werden gebouwd.
Het ene Lennik wou voor het andere niet onderdoen met als gevolg dat er enkele jaren later twee prachtige bouwwerken uit de grond waren gerezen op een goede steenworp van elkaar.
De bouwers hadden echter een klein detail uit het oog verloren: ze hadden nog geen patroonheilige. Voor de goed geïnformeerde derdemilleniummer lijkt dit een futiliteit, maar voor de lieden van Lineacum was dit een levensgroot probleem. Zoals het in dergelijke gevallen meer gebeurt, geraakte de zaak door een gelukkig toeval gedeblokkeerd.
Sint-Martinus, die in onze streek kortweg Sinte Metten wordt genoemd, deed in die dagen een rondje met zijn paard. Dat beest moest immers af en toe eens zijn benen kunnen strekken. Hij had zijn halve mantel op een bolletje gerold en voor hem op zijn zadel gelegd, want het was danig warm die dag.
Vanwege de hitte trokken ze naar de Molenbeek waar paard en ruiter zich laafden aan het toen nog nitraatvrije water. Plots zag Sinte Maarten aan de andere kant van de beek een ouwe bekende: de brave bescheiden Sint-Kwinten. Ze zetten zich in de graskant en raakten subiet aan de babbel. Jefke van de klompenmaker, een sproetige sloeber die ook van het mooie weer aan het genieten was sprong iets verder de beek in en kwam onder water naar het gezelschap gezwommen.
Net voor het paard sprong hij pletsend uit het water, zodat het beest zich een aap schrok. Gelukkig had Maarten de teugels goed vast en wist hij zijn schimmel te kalmeren. Sint-Kwinten vatte de kleine deugniet bij het nekvel en haalde hem spartelend uit het water. Op dat ogenblik kwam Vital de klompenmaker sakkerend het pad afgelopen.
Omdat hij een vroom man was, herkende hij het heilige duo meteen. Hij slikte zijn krachttermen in en smeekte de sinten om teruggave van zijn nakomelingschap. Omdat het sinten waren gingen ze uiteraard onvoorwaardelijk in op de smeekbede. Toen het trio wat later keuvelend verder stapte, bracht Vital de twee patroonloze kerken ter sprake. Hij zag meteen een oplossing voor het hete hangijzer en verzocht de sinten om elk een van de kerken onder hun heilige bescherming te nemen.
Die waren er wel voor te vinden, alleen, ze hadden allebei liefst de kerk genomen met het grote plein ervoor. Omdat het nogal sportieve sinten waren besloten ze in een wedstrijd uit te maken wie de grote kerk onder zijn hoede zou krijgen. Vital telde plechtig tot drie (zover kon hij wel tellen) en de twee heiligen stoven het heuveltje af, Sint-Kwinten te voet, Sinte Maarten op zijn prachtige schimmel.
Natuurlijk bouwde de laatste snel een voorsprong op. Tot ze aan de Molenbeek kwamen. Het paard dacht verschrikt terug aan het monster dat hij even voordien uit het water had zien springen.
Het arme dier verzette geen poot meer, hoe vriendelijk en dreigend zijn baas ook te keer ging, het bleef staan.
Intussen had Kwintinus met een elegante sprong de hindernis genomen en zegevierend tikte hij seconden later aan op de voordeur van het gebedshuis dat voortaan de Sint-Kwintenskerk zou heten. Sinte Mettes bleef een beetje beteuterd achter langs de andere kant van de beek en zette zijn paard die nacht zonder haver in het portaal van zijn kerk, terwijl hij bij Van Kelecom zijn verlies ging verdrinken.