Intro
Eind november verschijnt op initiatief van Centrum voor Agrarische Geschiedenis, Pajottenland+ en enkele heemkringen uit de streek een boek over de eetcultuur in het Pajottenland van de vorige eeuw tot vandaag. Ook wij als Heemkundige Kring van Gooik werkten mee aan dit initiatief. Als voorsmaakje geven we u het interview dat Jean-Paul De Loecker afnam van de 87-jarige Martha Van Laethem. Zij was ooit kokkin op het kasteel van baron Van Oldeneel tot Oldenzeel in Gooik. Het boek krijgt als naam "Konijn met geuze" en kost 15 €.
Algemeen Nederlands
Martha Van Laethem was kokkin op het kasteel Saffelberg in Gooik
Martha Van Laethem (1918) was amper twaalf jaar toen ze al regelmatig het kasteel van Saffelberg in Gooik bezocht waar de familie Van Oldeneel tot Oldenzeel woonde. Eerst als oppas voor de kinderen van de baron en barones, later stilaan als hulp in de keuken en bij het opruimen van de kamers. Martha herinnert zich nog als de dag van gisteren de gebruiken en gewoontes van de kasteelbewoners vanaf de jaren 1930 tot 1950.
Hoe kwam ze daar terecht?
Een tante van Martha werkte op het kasteel als wasvrouw. Zij deed samen met nog andere wasvrouwen de was in het kasteel. Regelmatig kwam Martha langs om een boodschap te brengen. Zo werd ze opgemerkt en kon ze er beginnen in het weekend, want toen was de gouvernante er niet, die officieel over de kinderen waakte.
In 1934 op haar veertiende was Martha constant op het kasteel. Ze verbleef op het kasteel. Af en toe ging ze eens naar huis als men daar haar hulp kon gebruiken zoals bij het inhalen van de oogst bij voorbeeld. Dan mocht ze van de baron het kasteel verlaten, tenminste als alles klaar stond wat de baron en zijn familie nodig hadden.
Toen was er nog een chauffeur die opdiende en samen met zijn vrouw die in de keuken werkte. Martha stond in die periode in voor de kamers en het overige werk in de keuken. Na het vertrek van de chauffeur en zijn echtgenote stond Martha alleen in voor alles. Er was enkel de hovenier "Chalen" Crockaert, die de groenten uit de eigen hof binnenbracht in de keuken. De hof van het kasteel had een goede opbrengst, want hij was ommuurd en lag in de zon.
Wat werd er zoal gegeten?
Martha vertelt dat ze eigenlijk "gewoon" aten, maar voor die tijd had het begrip "gewoon" toch nog een andere inhoud voor de kasteelbewoners dan voor de plaatselijke bevolking. Elke dag was er soep, aardappelen met groenten en een goed stuk vlees, onder meer rosbief. Artisjokken en bloemkolen verschenen toen ook al op tafel. Elke vrijdag werd er vis gegeten. In de vastentijd werd ook nog 's woensdags vis gegeten. De vis, meestal kabeljauw of "sollekes" brachten de baron en barones mee van Brussel, waar ze vaak heen gingen, meestal op de "dag van de beurs".
Als dessert konden de Van Oldeneel tot Oldenzeels kiezen uit ijs, fruit (appelsienen per bak gekocht in Brussel), een stukje taart (flan, rijsttaart), enz... Martha kon goed taarten bakken, onder meer "quatre-quart" en confituurtaarten met eigen gemaakte bladerdeeg, thuis bij haar moeder geleerd.
Al dit eten was niet exclusief voor de adellijke familie, ook de mensen uit de keuken kregen hetzelfde voedsel. Het was dus niet zo dat het personeel "minder voedsel" diende te eten. De hovenier "Chalen" bakte brood bij hem thuis in een oven met hout gestookt. Zoals het toen de gewoonte was, was dat voor een hele week. Ook kramiek werd af en toe eens gebakken.
Het voedsel op het kasteel stond wel in contrast met wat de gewone mensen toen (jaren '30-40) aten. Daar werd een varken doodgedaan, er werden pensen gemaakt en het vlees werd in een kuip gedaan, gezouten. De mensen aten dan gezouten spek, met aardappelen en zuur saus. In het kasteel werd er nooit echt spek gegeten, wel "carré en koteletten" van het varken en "biefstuk en een breestukje" van de koe.
Eieren kwamen van de eigen kippen, waarvan Martha nadien soep en vol-au-vent maakte. Gebraden hanen brachten de kasteelheer en zijn vrouw mee van Brussel. Er werd ook vlees gehaald in het centrum bij "Waar van Torken", de plaatselijke beenhouwer in de Dorpsstraat. Boeren uit de omgeving schonken al eens pensen of hutsepot als ze een varken hadden doodgedaan. De baron kon dat voedsel lang bewaren, want op het kasteel stond al een koelkast...
Wanneer at men in het kasteel?
's Morgens was er ontbijt, met koffie voor de baron vanaf halfacht. Anderen bleven in bed tot 9 uur. Martha moest al die tijd de koffie warm houden. 's Middags werd er rond één uur opgediend: warm eten in de grote eetplaats. Daarna een tas koffie die met een bord naar het bureau werd gebracht. Rond vier uur werd er nog eens koffie opgediend, met mogelijk een boterham en peperkoek. Om zeven uur was het tijd voor het avondeten. Boterhammen (met goede boter besmeerd, zeker geen smout zoals bij de boeren het geval was) met allerlei: overschot van het vlees van de dag, gebakken aardappeltjes of eieren. Telkens werd het eten naar boven gebracht vanuit de keuken in de kelder naar boven, onder meer via de "montplat", het liftje.
Op het kasteel werd meestal wijn bij het eten gedronken. Haast elke dag werd een rood wijntje ontkurkt, afgewisseld met af en toe witte. In de keuken werd er meestal bier gedronken, later ook al eens wijn. Het water dat men dronk kwam toen al uit flessen, "vittel". Zeker niet het water uit de put, dat wel gebruikt werd om de koffie te maken.
Jaarlijks was er het feest, toen de oude baron nog leefde, waarop de leden van de toenmalige fanfare uitgenodigd werden. Toen werd er lambiek gedronken uit vaten. De rest werd op flessen getrokken.
Martha groeide op in een gezin met zes kinderen, waarvan er nu nog vier in leven zijn, onder meer Kamiel, gekend als kolenhandelaar en mazoutbezorger in Gooik. Eén van haar zussen is non geweest in het klooster van Eizeringen en verblijft er nog steeds. Haar oudste broer en zus zijn gestorven. Regelmatig komen ze nog eens samen om over de vroegere tijd te praten.