"Z' èèt doeë 'n uuëfougel afgeskoutn": ze heeft daar de hoofdvogel afgeschoten. Betekent net het omgekeerde: ze heeft iets doms gedaan, een stommiteit begaan. Bv. gezegd van een vrouw die de verkeerde man trouwde.
De hoofdvogel is de oppergaai in wipschutterstaal. In "uuëmés" (hoogmis) is de g ook weggelaten. Maar we zeggen de g dan weer wel in "uuëgtag" (hoogdag), in "uuëgsoeël" (hoogzaal = verbastering van oksaal, doksaal), "uuëgkuuër" (hoogkoor = koor, ruimte in een kerk waar zich het hoogaltaar bevond).