Konijnenfretters

Op Dilbeek scheen de namiddagzon.
De boeren werkten op het land, de vrouwen zaten aan het spinnewiel en de kinderen lagen lamlendig langs de waterkant in hun neus te peuteren.
Dokus, de eeuwige bedelaar bij de gratie Gods, lag met beide benen hoog opgetrokken tegen de oude eik langs de grote baan naar Brussel. Met één oog sliep hij, met het andere hield hij de omgeving in het oog om bij de minste beweging langs de weg op beide knieën te kunnen vallen en paternosters te lezen.
Stuift daar opeens een stofwolk omhoog, heel achteraan tegen het bos, bij de draai van de weg.
Dokus op zijn knieën en bidden, bidden om alle duivels in het diepste putteke van de hel te doen kruipen.
"Hoe meer katoen, hoe meer poen", dacht Dokus altijd en rammelde Vaderonzen en Ave Maria’s dooreen.
Het scheen daar achteraan een grote groep te zijn want het stof bleef waaien, en Dokus bleef bidden.
Stillekens aan kon hij al een en ander onderscheiden: een schittering van helle kleuren en glanzende wapens. Hij stond op het punt in de struiken weg te springen maar toen hij aan de milde aalmoes dacht die voorzeker niet zou uitblijven…
"Wees gegroet, Maria, die in de hemelen zijt…"
Dokus kromp ineen toen de daverende paarden hem bereikten, stak een verschrompelde hand uit en dook nog dieper.
Een flits en een gouden stuk lag in de grove handpalm te glinsteren. Met gretige ogen keek Dokus ernaar. Een gouden! "Heb dank, onze Vader! Dank heer, uw wil geschiede op aarde zoals in de …" "Sta op man!" riep een krachtige stem uit de hoogte. "Vertel uw volk dat Zijne Majesteit de Keizer hier de nacht zal doorbrengen en bereid hem een schitterende ontvangst!"
Dokus schrok recht. De keizer, de keizer! Hij moffelde zijn schat in de vouwen van zijn hemd, zei boe noch ba meer, schoot de struiken in en ijlde in één adem naar het dorp, recht De Gouden Kroon binnen.

"De keizer," stamelde hij," ik heb de keizer gezien!"
Onmiddellijk stond geheel het dorp in rep en roer. In een oogwenk waren de velden leeg, stonden de spinnewielen verlaten en hingen de kinderen joelend in de bomen. Al de meiden van De Gouden Kroon gingen aan het werk: afstoffen, poetsen, keren, bedden opmaken, versieren.
De waard stond al uit te kijken naar zijn hoge gast toen hij ineens, bleker nog dan een lijk, terug naar binnen draafde en krampachtig uitriep: "Eten, we zijn het eten vergeten!"
De meiden gilden “O, o!” en de knechten spoedden zich naar de bakker om voorraad.
Maar het vlees!
Het was nu zeker te laat om nog een varken te slachten. De waard zag het al gebeuren: de keizer en alle disgenoten aan tafel. "Nu waard, laat het vlees aanrukken, en vlug wat."
"Er is geen vlees, edele Keizer!"
"Kop af", zou de keizer zeggen.
De waard trok zich de laatste haren uit het hoofd, zag toen Dokus zitten. Hij daar naartoe, trok de pint van voor Dokus’ neus weg, fezelde hem iets in het oor. En Dokus dadelijk recht, pint uit, het veld over, het bos in, gaan kijken naar de konijnenstroppen. Hij had geluk: alle twaalf vol. Daarbij enkele vaten spek voor de soldaten, dat was zeker genoeg. En Dokus, geladen als een muilezel, terug naar het dorp.
De potten met sissend vet stonden al te wachten.
In de verte schalde een jachthoorn.
De keizer was er!" Leve onze Keizer, lang leve onze Keizer Karel!"
Terwijl het volk juichte en zong en lachte, zat de enige schrijver op het dorp aan zijn wankele lessenaar, dopte de wiegende ganzenveer in de inkt en schreef in sierlijk gekrulde letters de spijskaart.
De geestdriftige Dilbekenaren hadden een dubbele haag gevormd en keken in opperste verrukking naar die pracht en praal. Zelfs toen de keizer al aan tafel zat, drumden ze nog altijd tegen de vensters om toch maar iets te zien van die grote machtige vorst die óók eten moest en daar nu simpelweg voor hen op een stoel zat.
"Kijk Corneel, hoe hij dat glas vastneemt!"
"En hoe hij het heft, Isidoor!"
"En hoe hij zijn lippen likt aan ons Dilbeeks vat!"
De keizer, aan het hoofd van de lange tafel gezeten, de benen behaaglijk uitgestrekt, kon nauwelijks een geeuw onderdrukken en zei: "Diederik, laat de waard het eten aanbrengen."
Hij keek eens rond. "Heb je van je leven! Hier zit een schrijver op het dorp! Aha, varken aan het spit. Hier weten ze hoe een keizer te ontvangen." En met luide stem riep de keizer: “Leve de Dilbekenaren” en iedereen herhaalde: “Leve, leve de Dilbekenaren!”
Het volk dat buiten stond, verschoot ervan. Nog nooit hadden ze iemand dat horen roepen. En zeker de keizer niet.
De mensen van het ander dorp riepen jaloers mee.
De meiden kwamen al aandraven met dampende schotels vol geurend vlees.
"Varkensvlees", wat ruikt dat lekker. Ik geloof dat ik zo’n gans beest aankan. "Juist Sire, ik ook."
Diederik stond recht, sloeg een groot kruis en bad voor. Nog was hij niet ten einde of de keizer greep zelf de vleespot en stapelde zijn bord vol.
"Heerlijk", snoof hij, “buitengewoon!”
De meiden gingen rond, glimlachten naar alle kanten, goten de bekers vol, knipoogden terug, schepten gedurig aan, schonken opnieuw in. De waard stond vol zelfbehagen alles af te kijken.
"Als de keizer het maar niet merkt", dacht hij.
De maaltijd was volop aan de gang, de bekers rezen en daalden, lege schotels werden opzij geschoven en nieuwe aangebracht. "Sire", zei Diederik ineens en hij stak zijn mes in de tafel, “Sire, men bedriegt U.”
"Wat?" schrok de keizer." Bedriegen ze mij?" en hij verslikte zich zodanig dat de hele tafel opsprong en voor een hartaanval vreesde. “Bedriegen ze mij? Wie?”
"Sire, U hebt toch al varkensgebraad gegeten?"
"Weinig, hm, maar voldoende om te weten dat déze spijs alle vorige overtreft. En nu, laat me eten."
"Sire", waagde Diederik nog, "aan een varken kunnen toch nooit zoveel kleine beentjes zijn. En een varken heeft toch niet zo’n kleine pootjes?"
"Kom kom, het was misschien een klein varkentje, een biggetje? Ge wilt toch niet beweren dat dit géén..." "Antoon", vroeg Diederik, "welk vlees is dit?"
"Dit? Konijn natuurlijk! Heerlijk! Nog nooit zo goed gesmaakt. En die saus, Sire. Waar zit de kok die een koningskroon waard is?"
"De waard!" riep de keizer en hij wierp een dampend kluifbeentje terug in de kom. "Haal mij onmiddellijk die waard. On-mid-del-lijk, zeg ik!"
"Waard!" "Ja… jawel, edele Keizer."
"Wat voor vlees is dit?"
"Dierenvlees, edele Keizer."
"Wat, ge denkt toch niet mij ander vlees te doen smullen, wel? Waar komt dat beest vandaan?"
"Van het land, edele Keizer."
"Jaja, van het land, maar waar wóónt het?"
"Op het land, edele Keizer."
Karel rees plots overeind, keek de waard vlak in het wit van zijn ogen. Het werd muisstil in de gelagkamer. Het volk aan de vensters hield de adem in. Alle ogen waren op de verbolgen keizer gericht. En de waard bibberen maar, het kon niet erger.
Nu zou het komen, hij voelde het. Waarom toch had hij die spijskaart laten vervalsen? Hij had de keizer bedrogen, de keizer! Nu pas drong het tot hem door wat hij uitgestoken had. De man die de halve wereld bezat, had hij, nietige waard, om de tuin willen leiden. Vandaag nog viel zijn hoofd, zonder twijfel.
De keizer blééf hem aanstaren, wachtte tot alle geroezemoes in de keuken stilgevallen was. Vol spanning keek iedereen reikhalzend toe.
"Waard, (de keizer drukte op elk woord) hoe heet dat beest dat hier voor mij op tafel ligt?" De waard voelde de grond onder zijn voeten wegschuiven. God, wat had hij toch gedaan? Hier hielp schoon praten niet meer. "Ko…konijn, e…edele Keizer."
"Konijn!" Met een plof viel keizer Karel op zijn stoel. Konijn! Waar hij zo aan gesmuld had, was geen varkensgebraad maar doodgewoon konijn. Al moest hij toegeven dat het vlees eigenlijk niet te versmaden was, de waard zou een verdiende straf niet ontlopen.
"Zozo waard, konijnenvlees. Weet gij wie ik ben?"
"Ja, edele Keizer, de Keizer, edele Keizer."
"De keizer, ja. Dan weet ge ook wat ik kan?"
"Alles, Heer." en de waard hoorde in gedachten al: Ik kan u laten ophangen, of halsrechten, of vierendelen. Maar dood in alle geval.
De keizer bekeek Diederik. Deze schudde het hoofd. Enkele ogenblikken dacht de keizer diep na. De waard zakte op de knieën. Nog altijd muisstil was het, iedereen wachtte angstig af.
Langzaam stond de keizer recht, sprak dan traag en gemeten.
"Mijne Heren! Ik ben het slachtoffer van een vreselijk bedrog!"
"Genade!" huilde de waard.
"Die man hier wilde mij vergeven!" Enkele edellieden trokken hun degen.
"Genade Heer, heb medelijden!"
"Hij verdient de dood!" ging de keizer verder en de waard voelde het zwaard al door de lucht zoeven. "Maar ik vind genade voor hem." Hier en daar een zucht. Zwaarden zakten, schoven terug de schede in. De keizer keerde zich tot de waard. "Schromelijk zijt gij tekort geschoten in de eerbied die ge mij, Keizer van Oostenrijk, verschuldigd zijt. Opdat gij u voortaan uw onwaardig gedrag steeds zoudt herinneren en u zoudt beijveren in trouwe dienstbaarheid gebied ik U, Mijne Heren, en allen hier aanwezig, deze man en al zijn dorpsgenoten van nu af aan konijnenfretters te noemen!"
De waard huilde en weende omdat hij zijn hoofd nog voelde.
"Vergeef mij, Sire! Dank, edele Keizer!"
"En nu, Heren", de keizer hield zijn beker hoog, "laten wij verder smullen aan dat lekker varkensgebraad!"
De mensen buiten hadden het allemaal gehoord en die van het ander dorp zeker. Ze zongen zelfs al in koor van Konijnenfretters, Dit is de straf Die de Keizer u gaf, Konijnenfretters!

De Dilbekenaren durfden niet roeren uit schrik voor de keizer. Maar pas had deze de volgende morgen het dorp verlaten of ze trokken met vlegels en stokken naar het ander dorp en rammelden er ieder dooreen die in hun handen viel.
Maar het hielp niet. Hoe meer ze sloegen, hoe meer geroepen werd: konijnenfretters! Ze hebben die naam nooit meer weggekregen.
Komt er nu een wandelaar in Dilbeek en vraagt die zo langs zijn neus weg: “Waar komt nu eigenlijk de naam konijnenfretters vandaan?” dan zal de rasechte Dilbekenaar hem onmiddellijk meetronen naar een gezellig hoekje achter een schuimende pint Faro. En daar, in dat hoekje, zal de wandelaar die oude, schone historie verteld worden: “Waarom de Dilbekenaren konijnenfretters genoemd worden.”

Uitgebreide statistieken

  • Aantal paginahits: 44.628.862
  • Aantal bestanden: 1.524.054
  • Ontsloten informatie: 758.178 Mbyte
  • Aantal databankvelden: 13.378.791

Zoeken

Back to Top