Mattenbreiers

Verbrande Puttenaars

In de 18de eeuw kwam er eens een schaapherder terug uit Brussel, waar hij zijn kudde schapen had verkocht. De schaapherder droeg een zware beurs met zilvergeld bij zich: de verkoopprijs van zijn schapen. Het was omstreeks tien uur in de avond. Reeds was de eenzame reiziger de herberg “Het Hoefijzer” voorbij gestapt, daar waar toen nog een groot en donker bos langs de weg was gelegen. Plots springen er twee rovers tevoorschijn; zij houden de man staande en eisen zijn geld of zijn leven. Onthutst gooit de schaapherder zijn beurs geld voor de voeten van de twee baanrovers. Maar als de twee mannen de beurs willen oprapen, zet de schaapherder hen vast, en ze kunnen zich niet meer bewegen (De herder heeft een toverformule gebruikt; dat lijdt geen twijfel). Terwijl d rovers daar roerloos staan, neemt de herder zijn beurs met zilvergeld weer op, stapt naar de herberg “Het Hoefijzer”, klopt er aan en bestelt bij de waard een kamer met vuur een licht. De hele nacht door wandelt de moedige schaapherder biddend op en neer in de kamer. Want als hij zou inslapen, terwijl de twee rovers buiten op de weg vaststonden, dan zou zijn ziel ten prooi vallen aan de duivel. Ononderbroken blijft de herder die nacht waken. Zodra het morgen geworden is, gaat hij de meier van Putte opzoeken en deelt hem de toedracht van de zaak mee. De veldwachter komt met de herder mee naar de plaats van de overval. Nu worden de rovers door de schaapherder verlost; ze kunnen weer bewegen. Terstond worden zij echter door de mannen van de wet gevangen genomen en opgesloten. Het bleek weldra dat de booswichten niet aan hun proefstuk waren; een hele reeks misdaden kwam aan het licht: diefstallen en moorden. Het toenmalige gerecht was zeer streng; de twee bandieten werden veroordeeld tot de galg. Te Putte zouden de twee schelmen aan de galg worden opgeknoopt. De terechtstelling bracht, zoals steeds het geval was, veel volk op de been. Overal rondom de galg dromden de mensen samen, ze kropen in de bomen om het schouwspel beter te kunnen zien, als de twee kerels hun rechtvaardige straf zouden ondergaan. Opeens brak er een tak die te zwaar was beladen, en tiental mannen vielen naar beneden. De rovers schepten er genoegen in, en onder de galg staande riepen zij: “Die boeren zullen eerder dood zijn dan wij”. De woorden verbitterden de Puttenaars zo zeer, dat zij nadat de twee booswichten dood waren, een brandstapel oprichten en ze verbranden. Het verontwaardigde volk had zijn gerechtigheid. Van dan af aan hebben mensen van Putte de spotnaam “ Verbrande Puttenaars” behouden.

Uitgebreide statistieken

  • Aantal paginahits: 44.780.005
  • Aantal bestanden: 1.524.054
  • Ontsloten informatie: 758.178 Mbyte
  • Aantal databankvelden: 13.378.791

Zoeken

Back to Top