Intro
Robert Van der Cruys (†), afkomstig uit Sint-Katharina-Lombeek, was actief in het plaatselijke dorpsleven en reeds meer dan 20 jaar lid van de cultuurraad met uitoefening van verschillende bestuursfuncties. Hij schreef reeds tientallen jaren cursiefjes over doodgewone dingen en reisverhalen zonder toeristische bedoelingen. Hij was promotor van de plaatselijke streektaal en eveneens auteur van "EJJE MAU VERSTUIN?", een boek over de streektaal van de fusiegemeente Ternat. Dit boek is een primeur voor Vlaanderen.
Algemeen Nederlands
Tevergeefs zoek ik al jaren naar de tekst van een liedje over een kapelleke in Wambeek.
Aan de Klapscheutstraat in Wambeek staat een vrij grote kapel met rondom een pad met kasseistenen. Nu heb ik ooit een liedje horen zingen dat als volgt begon: " Achter da kapelleke dui lag nen dikkestront ..." . Verder ben ik nooit geraakt met de invulling van de tekst.
Raadpleging van het in 1993 uitgegeven boek: "Wambeek, bijdragen tot de geschiedenis" heeft me helemaal niet verder geholpen. Onder de rubriek: "Liederen" is wel verwezen naar het liedje van de "vier weverkes die naar de botermarkt gingen", waarvan de roots blijkbaar in Wambeek te vinden zijn en de "wilde vespers van Klapscheut" waarin melding wordt gemaakt van drie Timmermansen met dikke buiken.
Wel aan enkele Timmermansen en Sergorissen heb ik tevergeefs om hulp gevraagd. Ik ging er namelijk vanuit dat ik de intelligenties van Wambeek te pakken had. Mannen met baarden die meer dan zeshonderd bladzijden hadden volgeschreven over hun geliefd Wambeek, die er blijkbaar alles over wisten of tenminste verondersteld werden het te weten. Alhoewel, op bladzijde 535 hadden zij ook geen afdoende verklaring voor het bijvoeglijk naamwoord dat de Wambekenaren bedeeld werd in het welbekende versje over onze deelgemeenten:
Stoem Loemmek
Zot Wammek
Kuil Ternat
Drau proches van
'n ont zè gat !
Voor Loemmek is de uitleg heel eenvoudig: Zij laten zich doorgaan voor stom uit nederigheid maar zijn duidelijk slimmer dan al de rest. Bij de Ternattenaren, ook de kasteelheren of de waterheren genoemd, zit het probleem anders. Die hadden een nek die dikker was dan hun voorhoofd en konden hun hemd uittrekken zonder het boordknopje los te maken. Een schoon kostuum maar met lege zakken! Voor de Wambekenaren liggen de zaken helemaal anders. De auteurs van het geciteerde boek doen een poging om de pastoor van "zottigheden vanaf de preekstoel" te beschuldigen en moeten dan wel ook toegeven dat er begin vorige eeuw tientallen inwoners op last van de overheid in speciale tehuizen werden geplaatst. Het zal wel in de genen zitten, zeker?
Nu, terzake. Hoe zou het toch komen dat ik, ondanks mijn blijven aandringen, geen woord verder geraak? Zijn de Wambekenaren beschaamd dat er achter dat kapelleke inderdaad een stront lag ? Durven zij dergelijke delicate thema's niet aan ?
Alhoewel, Gerrit Komrij heeft in zijn nieuwe boek: "Kakafonie" aangetoond dat dit taboe overbodig is. Hoe zou het toch mogelijk kunnen zijn dat zo iets menselijks, en een elementair deel uitmakend van ons bestaan, toch zo verzwegen wordt?
Nu is achter dat kapelleke wel een goede plaats om zo een dringend af te leveren pakje te deponeren. De Madonna kon het niet gezien hebben bij gebrek aan een raampje in de achtergevel. Trouwens was er een kijkopening geweest, dan nog was de kans nog zeer klein. Dat heilig mens is het zicht belemmerd door een hele hoop plastieken bloemen en ze heeft dan nog voortdurend de wasem van enkele noveenkaarsen in haar ogen.
Mijn vaststellingen ter plaatse bevestigen wel mijn vermoedens dat die achtergang (van het dialect: achterguin) bij klaarlichte dag is gebeurd. Tussen de kapel en de beek is er niet te veel plaats en in het donker was die zeker in de beek getuimeld. Mijn hypothese hieromtrent: indien er inderdaad een pakje lag, is dat zeker van iemand die bij Troch wat teveel jonge lambiek had gedronken en het slachtoffer werd van een ongecontroleerde voortstuwing van zijn fecaliën.
Lag er wel een stront? Of was het gewoon een verzinsel om het liedje te laten rijmen op hond of kont ? Misschien is het wel een fenomeen zoals het monster van Loch Ness, dat heeft ook nooit iemand kunnen zien alhoewel er wel liedjes zullen over gemaakt zijn. "De stront van Wammek!", een marketingstunt uit de vorige eeuw, niet te geloven! De plaatselijke nering zag al paardenkarren, volgeladen met nieuwsgierigen, die naar dat kapelleke kwamen kijken. Die deden dan enkele toeren op het gekasseide pad en baden tegelijkertijd nog een paternoster. Zij koppelden als het ware het nieuwsgierige aan het religieuze. Twee vliegen in één klap. Misschien kwamen ze er wel "beewegen" tegen "t vliegend skauit" of andere verteringsaanverwante kwalen. Ik moet hier wel toegeven, in Wambeek zijn ze dan toch nog zo zot niet als ze zich voordoen.
Een laatste oproep aan alle Wambekenaren die iets meer weten over dat hoopje achter de kapel. Bezorg mij zo vlug mogelijk de volledige tekst. Maak een einde aan mijn fantasieën en verdachte insinuaties. Laat de waarheid triomferen. Geef vooral niet de aanleiding mij het liedje zelf te laten vervolledigen want dan zet ge de kat bij de melk.
Wambekenaren, of zijn het Wambekenaars, hebt ge hem ?
Geef me echt niet de kans zelf een tekstje te brouwen over dat kapelleke en bijhorende stront. Mijn muze verkneukelt zich al bij de gedachte rijmwoordjes te mogen zoeken voor stront, scheten en ander minder fraaie dingen.
Zoals Pol de Mont, misschien wel de meest beroemde inwoner van Wambeek, in zijn tijd de jeugd aanzette alles wat met volkskunde te maken had te noteren en verzamelen, herhaal ik hier zijn verzoek en bezorg eindelijk de stinkende historie van de stront achter dat kapelleke een meer dan verdiende plaats in de geschiedenis van Wambeek.
Jullie achterkleinkinderen zullen wellicht in hun boek, uitgegeven ter gelegenheid van de opening van de metrohalte te Wambeek, melding maken van het onwelriekende verhaaltje over dat kapelleke waar nu een appartementsgebouw staat met 22 verdiepingen op het grondgebied van ... Brussel!