Algemeen Nederlands
Je kunt er onmogelijk naast kijken. Kom je uit de richting van Gooik, van Halle of van Schepdaal, als je de Lennikse markt oprijdt moet je wel voorbij de monumentale skulptuur die de de oudste markt van het Pajottenland beheerst.
Waar Brabant trots op is denk je en je gaat op zoek naar de dichtsbijzijnde drankgelegenheid waar je op het terras kijkt naar het amberkleurige bier, dat geschonken wordt in een glas met de beeltenis die wat verder, vier meter hoog, op een granieten sokkel staat.
Prins, een bronzen loflied op het nederige Brabantse trekpaard, dat vanuit Gaasbeek en Vollezele de wereld veroverde.
Het waren edele zielen die eind jaren tachtig een steuncomité oprichtten om bij de Gooikse kunstenaar Tinel een beeld te bestellen en een groots volksfeest op te zetten om de kloeke burger in het hart van het Pajottenland op een verhoog te zetten.
Het werd een grandioos feest, die zesde september van '92, met een stoet, een fanfare, ontroerende toneeltjes, een heuse Minister-President en een indrukwekkende verzameling levende Brabanders, zowel van het paarden- als van het mensenras. Dan kwam de climax. Op een enorme kar werd het beeld naar zijn sokkel gevoerd.
De neringdoenders, de politiekers van alle kleuren, de voorzitters, ondervoorzitters, secretarissen en penningmeesters van alle verenigingen, de notabelen en de artiesten, ze keken ademloos toe hoe de gigantische kraan de bronzen reus van de wagen tilde en het gevaarte langzaam op de sokkel liet zakken.
Tussen de honderden mensen die van het schouwspel genoten, hield ook de dichter Ivo Van Strijtem zijn adem in. Omdat hij al vele jaren in het bescheiden gehucht Eizeringen woont, heeft hij geleerd op zijn hoede te zijn als de heren van Lennik met iets groots voor de dag komen.
Het oog van de artiest is scherp, dat is geweten. Onze poëet had dan ook onmiddellijk door dat er iets fout liep met het plaatsen van het monument.
Tegen de brouwer, die vlak naast hem stond, luchtte hij zijn gemoed: Theo, er gaat weer ambras van komen! De windheren gaan het paard met zijn gat naar Eizeringen zetten. Theo, die zag hoe het bronzen meesterwerk met de fiere kop in de richting van Gaasbeek was geplaatst en met de kolosale kont zijn afkeur richting Eizeringen etalleerde, keek op van zoveel scherpzinnigheid en haastte zich om de opmerkelijke visie door te geven aan zijn naaste buren.
Dat het woord van de dichter ver kan dragen mocht weer eens blijken. Naar links en rechts werd het bericht over de symbolische opstelling doorgefluisterd. Op minder dan geen tijd verspreidde het zich over het ganse plein. Er werd gegniffeld, gegrinnikt, groen gelachen, geschaterd. Een oude Eizeringenaar, die ooit nog Grieks-Latijnse had gestudeerd, trok zelfs de parallel met het paard van Troje.
En hoe mooi de verdere inhuldiging ook was, hoe feestelijk de fanfare ook speelde en hoe zoet en eindeloos de Palm later op de dag ook vloeide, bij die van Eizeringen bleef er toch iets van onbehagen hangen: Prins..., 't is een schoon beeld, maar 't staat verkeerd op zijn sokkel...